Surabaya, de plek waar mijn moeder geboren is. Ook de plek waar nog enkele van mijn familieleden wonen. Een verre oom, een paar neven, kleine nichtjes en tante Saar, grootmoeder van de familie. Tijdens onze reis in Indonesië besloten we dan ook om onze roots te gaan bezoeken.
Met ons bedoel ik mijn vrouw, mijn zus en haar vriend, mijn moeder en ikzelf. Met z’n allen waren we naar Indonesië afgereisd. Mijn zus en haar vriend vanwege hun rondreis van een half jaar door Azië. Mijn vrouw en ik omdat we van reizen houden, en dit dé uitgelezen mogelijkheid was om mijn roots te bezoeken, en mijn moeder omdat ze haar dochter na al die maanden enorm had gemist. Daarnaast ging ze voor het eerst in 50 jaar terug naar haar geboorteland. Zo alles bij elkaar een bijzondere reis voor ons dus(!).
Okay, nu terug naar Surabaya. Surabaya, in het Nederlands ook wel geschreven als Soerabaja, is na Jakarta de grootste stad van Indonesië. Het is de hoofdstad van Jawa Timur (Oost-Java), en biedt ‘onderkomen’ aan ruim 3 miljoen mensen.
Waarom ik het woord onderkomen tussen haakjes heb gezet is omdat een nogal relatief begrip is. Wat wij daar hebben gezien zet dit woord namelijk in een geheel ander perspectief. Armoede en het enorme verschil tussen arm en rijk, ligt in Surabaya (en tevens veel andere steden in Indonesië) erg ver uit elkaar. Je hebt arm, heel arm, en je hebt rijk.
Zo hebben wij complete gezinnen met kleine kinderen zien wonen op een openbare begraafplaats. Deze gezinnen wonen letterlijk bovenop de graven van waarschijnlijk wildvreemden. Houtje touwtje zat een stuk zeil gespannen boven één of meerdere graven. Een waslijn met daaraan oude, gewassen kleding, die er nog steeds erg vuil uitzagen. Moeders die hun kleine kinderen in de rivieren wassen. Hup, in de blote kont het water in. Babytjes werden overgoten met een kommetje water. Water uit datzelfde riviertje waarin iedereen zich waste. Rivieren waarin overigens ook de riolen in uitmonden.
En dan heb ik het nog niet eens over alle daklozen- en zwerfkindjes in steegjes en volwassen mannen die langs de weg een stukje fruit of half kapot souvenirtje proberen te verkopen. Van dat geld moet namelijk een heel gezin worden onderhouden. Sommigen hadden geluk en hadden een baan (of twee).
En het aangrijpelijke van dit verhaal is dat deze mensen jou als toerist ‘gewoon’ begroeten met een vriendelijke glimlach en een zwaai. Al deze beelden schieten voorbij als je veilig, turend uit het raam van de taxi naar buiten zit te kijken.
Maar waarom dan naar Surabaya?
Goede vraag. Het doel van ons bezoek aan deze miljoenenstad was het familiebezoek, een bezoek aan het ouderlijk huis van mijn moeder, en een bezoek aan het graf van het overleden broertje van mijn opa. Zijn broertje ligt begraven op de Nederlands/Indische begraafplaats ‘Ereveld Kembang Kuning’.
Ereveld Kembang Kuning
Ereveld Kembang Kuning is een besloten begraafplaats dat (deels) onderhouden wordt door de Nederlandse regering en giften van over de hele wereld. Op Kembang Kuning liggen meer dan vijfduizend militairen van het oud-Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) en Mariniersbrigade uit het voormalige Nederlands-Indië begraven. Eén van deze militairen was het toen 17-jarige broertje van mijn opa. Speciaal voor hem brachten wij een bezoek aan dit Ereveld.
In tegenstelling tot de publieke begraafplaats ligt Kembang Kuning er schitterend bij. Gifgroene grasvelden zo strak als een biljartlaken, met witte kruizen zover als het oog reikt. Een schril contrast met het beeld op de achtergrond, want pal achter het Ereveld ligt één van de vele sloppenwijken die Surabaya rijk is.
Je vind op Kembang Kuning ook het Karel Doorman-monument (zie foto). Dit monument is ter nagedachtenis aan de 915 mariniers die omkwamen tijdens de slag op de Javazee, die op 27 februari 1942 uitgevochten werd.
Wat kun je allemaal doen in Surabaya?
Wij vonden Surabaya een typische Aziatische metropool: druk, chaotisch, en overal smog. Volgens mij heeft iedereen in Surabaya een scooter of motorfiets. Misschien zelfs wel twee. Er was namelijk geen doorkomen aan in het verkeer, alles staat overal vast. Iedereen rijdt volgens zijn of haar eigen regels kris-kras door elkaar heen. Complete chaos zoals je kunt begrijpen.
Maar heeft Surabaya dan wel iets dat het bezoeken waard is? Ik denk het wel. In 1743 werd Surabaya ingenomen door de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC), en daarmee omgedoopt tot één van de belangrijkste handelsteden van de kolonie Nederlands-Indië. Veel van deze invloeden zijn dan ook vandaag de dag nog terug te vinden in deze stad, waaronder het koloniale ‘Grahadi Building’.
Verder is Surabaya niet rijk aan bijzondere bezienswaardigheden. Zoals iedere grote stad heeft ook Surabaya een dierentuin, met die wetenschap dat dit de grootste dierentuin van Zuidoost Azië is. Je kunt een bezoek brengen aan de gigantische haven Kalimas of de Soerabaja Al-Akbar, één van de grootste moskeeën van Indonesië. De shoppers onder ons kunnen een bezoekjes brengen aan Tunjungan Plaza, het grootste winkelcentrum van Oost-Java.
Ik heb echt even op Google moeten zoeken wat er nu eigenlijk nog allemaal meer te doen is in Surabaya. Wat ik dan tegenkom is de boeddhistische tempel Sanggar Agung, het Ciputra Waterpark en het Sempoerna Museum. Dan houdt het wel zo’n beetje op. Een gevoel dat ook bij ons opkwam toen we in Surabaya waren, er is hier weinig tot niets te doen voor toeristen.
Eigenlijk is Surabaya voor velen een plek waar de rondreis door Indonesië begint. Surabaya wordt dan ook wel de toeganspoort tot Java genoemd, omdat veel grote vliegtuigmaatschappijen op deze stad vliegen.
Back to our roots
Toch was het bezoek aan Surabaya voor ons een bijzondere ervaring. Het weerzien met onze familie, het bezoek aan het ouderlijk huis van onze opa en oma, maar vooral het idee dat hier mijn/onze familie vandaan komt. Dit is de stad waar mijn moeder is geboren en haar kinderjaren doorbracht. Dit was dan ook voor mij dan ook de bijzondere reden om naar Surabaya af te reizen.
En natuurlijk de blik van tante Saar toen we daar ineens bij haar op de stoep stonden. Onbetaalbaar. Tante Saar is ergens rond de 80 jaar oud, maar nog steeds ontzettend kwiek en bij de tijd. Ze praat met hetzelfde (grappige) accentje en en gebruikt het typisch Indonesische stopwoordje ‘Adoe’, zoals mijn overleden oma dat ook altijd deed. Ze dronk gezellig een biertje met ons mee en de volgende dag gingen we met de hele familie bij haar eten. En in de avond kwam de mobiele bbq fiets de straat in rijden, met de lekkerste écht Indonesische saté’tjes!
Op naar Malang!
Na ons bliksembezoek aan Surabaya, want we waren er slechts twee dagen, reisden we per trein naar Malang. Malang is een stad op ongeveer 90 kilometer van Surabaya, een reis waar je met de trein ruim vier over doet(!). Vanuit Malang vervolgden wij onze reis door Oost-Java met een bezoek aan onder andere de bijzondere boeddhistische tempel de Borobudur en Hindoeïstische tempel de Prambanan.