Mijn eerste verre reis. Samen met mijn reismaat liep ik over Schiphol: “Eline! Dit is jouw eerste verre reis! Ja, dat klopt! Voor de eerste keer reisde ik naar een compleet ander land. Een land waar ik een nieuwe cultuur, een ander klimaat en een bijzondere wereld, die je alleen aan de andere kant van deze aardbol vindt, ging ontdekken. Vrijwel geen herkenning. Het voelde geweldig en ongelooflijk. We stapten aan boord, fantaseerden tot we niet meer konden en sloten onze ogen.
Na twaalf uur voorpret kwamen we aan in Maleisië!
Na twaalf uur zitten en voorpret hebben, openden wij het vliegtuigraam luikje. Groene bossen, turkooise zee en inspirerende heuvels sierden ons netvlies. Maleisië: een prachtige parel op deze mooie planeet. De Aziatische parel begon voor ons steeds meer te stralen en te glimmen nadat wij met vliegtuig, taxi en boot backpackten naar de tropische eilandenarchipel Pulau Perhentians.
Pulau Perhentians, hemel op aarde!
Hemel op aarde aan de oostkust van het Maleisische schiereiland deel. Na een noodlanding, roggelende taxichauffeurs en de meest rotte geur der rotheid te hebben meegemaakt, waren wij toe aan de zachtheid van een tropisch eiland. Maar zo’n tropisch eiland als deze hadden wij nooit verwacht. WAUW! Het helderblauwe water klotste tegen de boot. In de verte zagen we een hagelwit strand en een indrukwekkend groen oerwoud. Pulau Perhentians – bestaande uit Perhentian Besar en Perhentian Kecil – verwarmden ons. We voelden ons onmiddellijk thuis.
De locals begroetten ons enthousiast. De geel-blauw gestreepte visjes dansten, toen wij met onze tienkiloknaller op onze rug het water insprongen nadat de boot aanmeerde, tussen onze benen. De dagen erna werden we verwelkomd door knappe locals, warme zonnestralen, glibberige zeekomkommers, een kleurrijk koraalrif, één-meter lange haaien, vissen met panterprint, indrukwekkende schildpadden en hilarische taferelen door de cultuurverschillen. Hashtag nooitmeernaarhuis!
Een spannende vliegreis bracht ons naar Borneo
Zes dagen later verruilden we tropical island voor bushbush. Na een spannende vliegreis middenin een onweersbui kwamen wij aan in Sandakan op Borneo. We verwachtten onmiddellijk orang-oetans en neushoornvogels maar troffen eveneens een roggelende taxichauffeur aan die ons liet meegenieten met zijn voorafgaande avondmaal. Ook leuk!
Borneo ademde, net als wij. We kregen energie van de natuur. Het idee dat op dit eiland een indrukwekkende flora en fauna te vinden was, zorgde voor een heerlijk en dankbaar gevoel. We logeerden in een junglelodge gemaakt van gerecycled materiaal, douchten tussen de rode en blauwe vogels en vielen in slaap met op de achtergrond brullende apen en sidderende amfibieën.
Het rehabilitation centre in Sepilok
We spotten de meest bizarre planten, struikelden over gifgroene slangen en stonden oog in oog met de roodharige apen, waarvoor we voornamelijk kwamen: de orang-oetans! Deze lenige dieren kwamen wij tegen in het rehabilitation centre in Sepilok tijdens voedertijd.
Op Borneo moet oerwoud plaats maken voor palmplantages waardoor de orang-oetans hun leefomgeving kwijtraken. In het Rehabilitation Centre worden deze arme apen opnieuw opgevoed in een groot stuk natuurlijk oerwoud en uiteindelijk weer uitgezet. Wat een mooi gebaar! De volgende dag spraken we met een local en zijn buddy af om te gaan varen over de modderige Kinabatangan River.
Pringles, cream, M&M’s, cola en..Wifi!
Voordat ik in de boot stapte, moest ik even ‘boodschappen’ doen. Ik werd verwezen naar een in elkaar zakkend houten hok met scheef hangende deur. Ik opende het hok en zag een prehistorische plank met daar in een groot gat. Terwijl ik mijn ogen uitkeek in dit ver van westerse urinoir, deed mijn reismaat boodschappen in de naastgelegen supermarkt. Een supermarkt met Pringles Onion Sour Cream, Peanut M&M’s, Coca Cola Zero én WiFi. WIFI! Heerlijk, die wereldse contrasten. Pal naast elkaar.
Met een groen plastic bootje door de modderige Kinabatangan River
Het groene plastic bootje lag op ons te wachten aan de walkant van de modderige Kinabatangan River. In deze bruine met groen oerwoud afgesloten rivier zwemmen krokodillen. Krokodillen van een meter of acht, lieten we ons vertellen. Daarom deinsden we bij elke langsdrijvende boomstam naar het midden van het plastic bootje. Maar de kans om krokodillen te spotten tijdens het middaguur is klein. En toevallig was het half drie. Volgens onze privé-gidsen komen de krokodillen ’s nacht en ’s morgensvroeg tot leven, rond een uur of zes. Dan rusten ze op de kant. Of ze dobberen opvallend rond.
Als je krokodillen wilt zien, is het dus verstandig om heel vroeg de rivier op te gaan. De Borneodwergolifant laat zich ook niet altijd zien. Toen wij vroegen waar de kleine Aziatische olifanten leefden, zei de man: ‘Dat is de andere kant op en daar hebben we geen tijd meer voor.’ Het is dus ook erg verstandig om vooraf aan te geven welke dieren je graag wilt zien. Gelukkig zie je om half drie op de rivier wel veel ander moois.
We spotten na een paar minuten al een groep gillende Dutch Monkeys. Deze apen, met hun lange neuzen (zoals Octo – de buurman van Spongebob – zijn neus), zijn vernoemd naar de Nederlandse kolonisten die zich in de 18e eeuw voortzetten op Borneo. Complimenteus dus.
Verderop zagen we twee schitterende neushoornvogels door de lucht vliegen. Terwijl we de vogels volgden, werd de rivier smaller. Opeens kwamen er vanuit alle hoeken kleine makaak-aapjes. Ze gluurden nieuwsgierig naar ons. Sommigen durfden zelfs schijnbewegingen te maken alsof ze in de boot wilden springen. Ze sloofden zich uit, rolden over de grond en duwden elkaar. Herkenning verbond ons met de apen.
Tijdens onze jungletour waren wij, naast de rivierbewoners die hun was deden in het water, de enige mensen die zich bevonden op de rivier. Dat voelde heel bijzonder. We omringden ons met indrukwekkende dieren, prachtige geluiden en een heerlijke plensbui.
De eilanden Mabul, Sipadan en Kapalai
De reis vervolgde zich na de Kinabatangan River naar het zuiden van Borneo. Met de bus wilden wij ons verplaatsen van Sandakan naar Semporna. Daar, in het tropische zuiden, lag een kleurrijk en indrukwekkend koraalrif op ons te wachten: de eilanden Mabul, Sipadan en Kapalai. Om twee uur ’s middags stapten wij de bus in voor de vijf uur durende rit.
Tijdens ons eerste uur richting Semporna ging het al mis: een dronken man kotste zichzelf, zijn stoel en de vloer onder ons onder. De wc-deur klapte elke vijf seconden open waardoor de kotsgeur zich mengde met een penetrante urinegeur. De dronkenlap werd op een niet-Nederlandse wijze uit de bus verwijderd. Drie Maleisische oma’s maakten gebruik van de oproer en stapten sneaky met hun gedroogde vis de bus in. We ontdekten dat we ons echt tussen de locals bevonden, van het gebaande pad af. Indrukwekkend!
De buschauffeur had zichtbaar medelijden met de toeristen in zijn bus. Wij (de enige toeristen in de bus) kregen een comfortabelere plek aangewezen. Ik kwam met mijn korte broek naast een geheel in doeken gewikkeld meisje van mijn leeftijd te zitten. Mijn reismaat zat daarentegen naast een praatgrage man.
Na acht uur kwamen wij aan in Semporna. Overal zagen we militairen. Lekker veilig, dachten we. Tot dat we met de ferry richting Mabul waar wij paradijselijk zouden verblijven, aangehouden werden door een boot met daarop vijftien mannen gehuld in groene pakken, bivakmutsen en mitrailleurs. Het scheen 31 augustus te zijn: de Nationale Feestdag van Maleisië. Gelukkig waren zij ook militairen en mochten wij verder varen. De regering had militairen naar Semporna gestuurd, omdat ze vermoedde dat er een aanslag gepleegd kon worden door Filipijnse piraten.
In het verleden zijn er op Sipadan tien toeristen ontvoerd door deze ‘piraten’. Gelukkig stelde het uitzicht op Mabul ons gerust: een hagelwit eiland met hoge palmbomen en hutjes op het water.
Bij het naderen van het eiland zagen wij schildpadden langs onze boot zwemmen, zeesterren op de bodem rusten en enthousiaste locals naar ons zwaaien. De hut op het water waarin wij logeerden, maakten ons dankbaar voor wat wij qua badkamerluxe in Nederland hebben. Het leven op Mabul was als een zijn met de natuur. Kokosnoten werden vers uit de bomen geplukt en vis werd voor ons neus gevangen.
Het was indrukwekkend om te zien hoe de mensen op dit eiland van afval hun dorpjes bouwen, hun doden begraven naast ultra luxe resorts en het strand gebruiken als wc. Mabul biedt een scala aan onderwaterbezienswaardigheden: misvormde vissen met uitpuilende ogen verwelkomen je, paars gestipte roggen laten het zand onder je opstuiven en barracuda’s dansen in de verte met elkaar in het rond. Mabul is onvergetelijk en laat je zien hoe mooi, bijzonder en anders de wereld kan zijn. Indrukwekkend. Net als de rest van Maleisië.