In de lucht kon je het al zien: de Phang Nha-delta van James Bond, de dromerige baaien bij Krabi en de jungle van het Khao Sok National Park. Wat deden we toen we aankwamen op het vliegveld? De taxi nemen naar Ao Nang, inchecken en aan de Chang in de Funky Bar. Haha!
Ao Nang ligt naast Krabi en het is net Salou: alleen maar toeristische kledingkraampjes en bureaus waar je tours kunt boeken. Het straatbeeld bestaat uit Thaien die graag aan toeristen verdienen en toeristen die graag geld uitgeven. Maar de baai van Ao Nang (Phra Nang) is mooi! Hoge rotsen worden afgewisseld met palmbomen en in de verte dobberen wat puntige eilandjes rond.
Vanuit deze plek kun je leuke activiteiten ondernemen, zoals de bovengenoemde. Je kunt een lokale visser vragen je de pareltjes van de Krabi-baai te laten zien, zoals Railay Beach. Je kunt ook naar Koh Phi Phi om het toeristische gevoel vast te houden. Iets wat ik als globetrotter natuurlijk maar wat graag wil haha! Maar wat ik wel graag wil is het gewoon meemaken. De baai die in alle reisbrochures staat in het echt zien. Kijken of ik er kan feesten tot de zon op komt. Er achter komen wat voor eiland het is en waarom het zoveel mensen trekt.
Koh Phi Phi
De boot van half 2 ’s middags naar Koh Phi Phi vanuit Krabi zit vol met hashtag yolo-jongeren die flink aan de zuip zitten. Ik besluit met mijn benen over de reling van de boot te bungelen en te genieten van de voorbijkomende eilanden met groene bomen en witte zandstranden. Maar dan blijken er twee leuke Duitse jongens naast me te zitten. Ze drinken water en filmen alle nieuwe verschijnende hoopjes land.
Al snel hebben we een leuk gesprek over waar ze vandaan komen, waar ze geweest zijn en waarom ze hier zijn. “We willen het ervaren, iedereen heeft het altijd over phi phi. We zijn benieuwd wat het is.” Na anderhalf uur, drie verbrande gezichten en uitgewisselde nummers concluderen we dat het leuk was om elkaar te ontmoeten. Ook concluderen we dat het eiland er paradijselijk uitziet: licht turkooisblauw water, 10 meter hoge groengrijze kliffen en sneeuwwit zand!
Maar als we dichterbij de pier komen wordt dit beeld van phi phi anders. Wat we zien is hordes mensen, bierflesjes in zee en alleen maar kledingkraampjes die voornamelijk shirts met ‘I love Koh Phi Phi’ verkopen. Bleh! Met onze backpack op onze rug lopen we naar het hostel. Een aftans hostel op het strand tegenover het tsunami-evacuatiegebouw.
Ik vind het indrukwekkend. Het tsunamigebouw geeft me weer het gevoel dat ik aan de andere kant van de wereld ben. Als ik op het strand sta, beeld ik me in hoe de tsunamiramp geweest moet zijn. Een golf zo hoog als de kliffen. Hele eiland omver gespoeld. Duizenden onschuldige mensen waarvan meer dan de helft jonger dan 30 jaar was. Vakantiegangers. Jongeren die naar dit eiland gevlucht waren om een ‘je bent maar een keer jong’-vakantie te hebben. Mensen die geen minuut gedacht hebben aan gevaar voor leven omdat ze de hele dag aan het feesten waren. En dan bam, iets uit de oceaan spoelt dat onbezorgde gevoel en de rest van het leven weg. In het midden van het eiland, waar geen hostels en resorts te vinden zijn, zijn de littekens van de tsunami duidelijk te vinden. Het is een zootje. Bomen liggen om, er ligt troep en overal zie je stukken steen. Phi Phi heeft twee kanten!
’s Avonds is die andere onbezorgde kant weer goed te zien. Overal lopen gespierde anabolisten (pleonasme) en bijna shirtloze chicks. Je komt gebruinde vikingen tegen, ziet verbrande engelsmannen en hysterische Amerikanen. Af en toe komt er een tuctuc met zwaailicht langs. Daarin liggen jongens met bloedende wenkbrauwen of meisjes met verkreupelde enkels. Op het strand drink je buckets met sterke drank, spring je de sterren uit de hemel tijdens het elke avond terugkerende springtouwevenement en zie je jongetjes van 5 jongleren met in de brand staande stokken. De muziek staat hard, iedereen heeft het leuk en niemand heeft zorgen. De kanten van phi phi zijn leerzaam: you only live once. Geniet van ieder moment!